De provincie Zuid-Holland bereidt een milieueffectonderzoek voor naar alternatieve locaties voor windenergie in de regio Rotterdam. Eén van de locaties is de Stormpolder in Krimpen aan den IJssel.
De provincie onderzoekt in totaal 32 alternatieve locaties locaties in de gemeenten Albrandswaard, Barendrecht, Brielle, Hellevoetsluis, Krimpen a/d IJssel, Lansingerland, Maassluis, Nisserwaard, Rotterdam, Ridderkerk, Schiedam en Vlaardingen. Dit om de eerder met gemeenten afgesproken opgave van 150 MW in de voormalige stadsregio Rotterdam te halen.
Als blijkt dat deze locaties geschikt zijn – rekening houdend met milieuaspecten als geluid, slagschaduw, natuur, landschap – kunnen Provinciale Staten ze opnemen in een herziene Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Dat is een eerste stap om windturbines op deze locaties planologisch mogelijk te maken.
Convenant en afspraak
Medio 2012 sloten de provincie en de toenmalige stadsregio Rotterdam een convenant voor de realisatie van minimaal 150 MW opgesteld vermogen aan windenergie. Tijdens de uitvoering van het convenant is door betrokken gemeenten geconstateerd dat een deel van de in het convenant aangewezen locaties om technische redenen minder turbines kunnen herbergen dan gepland. Hierdoor zijn alternatieve locaties nodig om de afgesproken opgave te halen. Met de betrokken gemeenten en marktpartijen is een lijst van alternatieve locaties opgesteld, die nu worden onderzocht.
Een deel van de locaties uit het convenant is vorig jaar al opgenomen in de Visie Ruimte en Mobiliteit (VRM). Van de oorspronkelijke locaties uit het convenant tellen de kansrijke locaties op tot ongeveer 80 MW. Een deel daarvan wordt planologisch voorbereid, staat in bestemmingsplannen of is al gerealiseerd. Voor de realisatie van deze locaties zijn gemeenten samen met initiatiefnemers aan zet. Om te komen tot de afgesproken 150 MW moeten de alternatieve locaties zorgen voor een minimaal te realiseren opgesteld vermogen van 70 MW.
Om alle windenergielocaties op hetzelfde niveau te onderzoeken en een goed totaalbeeld te krijgen, worden ook de locaties binnen de voormalige Stadsregio die al in de VRM stonden, meegenomen in het milieueffectonderzoek.
Drie extra locaties
In het MER worden bovendien drie nieuwe locaties onderzocht die buiten de voormalige stadsregio Rotterdam vallen en die zijn aangedragen door initiatiefnemers. Dat zijn locaties in Delft (Technopolis), Pijnacker Nootdorp (A12 de Balij) en Westland (ABC Westland).
Proces
Om het onderzoek mogelijk te maken en de alternatieve locaties in de Verordening Ruimte, behorend bij de VRM, te kunnen opnemen, hebben Gedeputeerde Staten het Startdocument PlanMER partiële herziening VRM Windenergie Zuid-Holland vastgesteld. Hierin staat beschreven welke locaties zullen worden onderzocht, op welke manier dat gebeurt en welke procedure wordt gevolgd. In het milieueffectonderzoek zal aandacht zijn voor effecten van windturbines op de leefomgeving en het milieu, bijvoorbeeld geluid, slagschaduw, ecologie, landschap en veiligheid.
Het startdocument wordt na vaststelling door Provinciale Staten zes weken ter inzage gelegd.
De ontvangen inspraakreacties en het advies van de Commissie voor de m.e.r. worden verwerkt in een Advies Reikwijdte en Detailniveau. Dat vormt het kader voor het milieueffectonderzoek. Naar verwachting zal het advies in het eerste kwartaal van 2016 worden vastgesteld en kan het milieuonderzoek dan beginnen. Na de zomer van 2016 zou duidelijk moeten zijn welke locaties daadwerkelijk kunnen worden gerealiseerd. Uiteindelijk beslissen Provinciale Staten welke locaties worden opgenomen in een herziene VRM.
Om zorgvuldige afwegingen te maken bij de keuze van windlocaties wil de provincie bewoners, ondernemers, andere overheden en exploitanten betrekken bij het milieueffectonderzoek en verdere proces. Hierover volgt na de zomer meer informatie.
Meer informatie: www.zuid-holland.nl/locatieswindenergie